Het klarinetfestival in Muziekgebouw aan ’t IJ afgelopen voorjaar gaf mij het laatste duwtje. Het zou de klarinet worden. De maanden ervoor had ik van mijn wens om weer een instrument te gaan bespelen een soort projectje gemaakt. Wat zou het moeten worden? Als kind had ik blokfluit gespeeld dat is alles. Ik had de fluit uit een kast opgediept en ontdekt dat ik nu, bijna vijftig jaar later, de noten zeker wel nog herkende en ook kon reproduceren. Dat was een leuk gevoel. Verder had ik besloten dat het een instrument moest worden waarmee ik ook ooit kon gaan meespelen in een leuk orkest. De piano viel daarmee af. Intuïtief wist ik al dat het een blaasinstrument moest worden. De herinnering aan mijn oom heel vroeger, speelde natuurlijk onbewust mee. Die speelde op zijn zolderkamer klarinet, een prachtig zwart instrument met zilveren kleppen en een geluid zo voller dan de blokfluit. Zo iets bijzonders en zo onbereikbaar dat ik er als klein kind waarschijnlijk niet eens om had durven vragen aan mijn ouders.
Maar op het klarinetfestival kwam de klarinet wel heel dicht mijn bereik. Ik was er op zaterdagochtend vroeg, in een zaaltje waar een grote groep klarinetspelers uit heel Nederland bijeen was om twee stukken in te studeren voor een uitvoering in de avond. Er werd hard geoefend op Mozarts adagio uit het klarinetconcert KV 622.
Plots kwam een man gehaast de zaal in met in de ene hand een mobiele telefoon en in de andere hand een klarinet. Of hij even mee zou helpen met het spelen van de solopartij. De dirigent vond het prima. Vanaf de eerste noot die hij speelde kon ik me niet meer bewegen op mijn stoel. Die volklinkende noten, pal voor mijn neus. Ik was ook de enige toeschouwer. Dit betoverende spel leek helemaal voor mij bedoeld. Diep geraakt was ik.
Luister hier een kort fragment (NB opname met mobiele telefoon, geen high tech..)
Na afloop kwam ik de solist tegen op de klarinetmarkt, een verdieping lager. Ik had inmiddels in de gaten wie hij was: niemand minder dan Arno Piters, de organisator van het festival en bekend klarinettist van het Concertgebouworkest! Ik sprak hem kort aan om hem te vertellen hoe ik had genoten. En nam de gelegenheid te baat even advies te vragen – ik twijfelde stiekem toch nog een klein beetje tussen hobo en klarinet. Zijn raad was even kort als wijs: kies het instrument waar je het meeste kippenvel van krijgt. Dat stond nog op mijn armen dus het antwoord was duidelijk.
Meteen daarop maakte ik een praatje met de enige klarinetdocent die op de markt aanwezig was, Michel Duijves: Tja, hobo: het duurt wel even voor je daarop een basis hebt gelegd, met klarinet vorder je sneller. Op de folder zag ik zijn adres. Luttele kilometertjes van mijn huis! Het moest zo zijn. Vlak voor de zomervakantie ik bij hem mijn eerste les. Het lukte zowaar enig geluid te produceren en fietste helemaal blij naar huis. En daarna vijf vakantieweken heerlijk zelf uitproberen en experimenteren op mijn huurinstrument. Het gevoel van vroeger, spelend op blokfluit kan ik me niet goed meer herinneren, maar nu met de klarinet: een mooie mengeling van plezier en gedrevenheid. Eén groot feest.
(Deze column verscheen in oktober 2016 in magazine de Klarinet)